Barry

15 februari 2006

AP

Ik zal het nooit vergeten. Het was een herfstachtige dinsdagavond, oktober 1993. Op weg naar het clubhuis van Jubal, toen nog aan de Abel Tasmanstraat in Wielwijk. Een gigantische school, met tientallen lokalen. Daar links in de hoek waren de pitlokalen. Ik word door Jan Dub ontvangen, hij stelt me voor aan de pitleden. Ik geef Barry een hand. Een kleine, tengere jongen, aardig... rustig. Hij speelt een deuntje om te laten horen wat je met zo’n ding kan doen. “Tjeesus, wat kan die gozer spelen”, denk ik.  Ik zeg het natuurlijk niet hardop, ik laat me niet kennen. Het enige wat ik kon was roffelen op een trommel. Barry pakte vier stokken en sjeesde over dat keyboard alsof het niets was. Die herfstachtige dinsdagavond was mijn eerste kennismaking met Barry.

Toegegeven, het kon ook een lastig mannetje zijn. Hij eigenwijs, ik eigenwijs... het was niet altijd even gezellig. Ik heb ‘m vervloekt. Ik kon niets op die xylofoons, marimba’s of hoe die rotdingen ook mochten heten. Toonladders, allemaal moest ik ze van hem leren. “Snotneus”, dacht ik nog. Hij bleek zelfs nog iets ouder te zijn dan ik. Uiteindelijk kon ik al die klote-toonladders dromen, dankzij of ondanks Barry. We leerden elkaar waarderen. Ik pikte het redelijk snel op, speelde vooral erg hard. Barry was veel muzikaler en maakte me regelmatig duidelijk dat ik niet moest rammen op die keyboards, maar muziek moest maken. In die tijd maakte ik ook regelmatig mee, dat Barry, door zijn suikerziekte, niet altijd even lekker in zijn vel zat. Het botste met de staff, met de overige leden. Maar zijn muzikaliteit overwon alles, als het om de muziek ging, straalde hij.

The Planets, ons ensemble-stuk in 1994. We wonnen in IJmuiden. Het was voor mij een bijzonder moment, je wist iedereen op gepaste wijze op te peppen. En passant wist je tussen de bedrijven door ook nog even de individuals op je naam te schrijven met een zelf gecomponeerd stuk.  Ik kwam niet verder dan een paar accoordjes, jij schreef je eigen muziek... en hoe. Daarna volgden de Finals, Engeland, het WMC, de weekendjes naar Duitsland. Barry een rustige jongen die opgaat in zijn muziek? Niet altijd dus. In Duitsland liepen de feestjes nog weleens uit de hand. Wij besloten om vijf uur naar bed te gaan. ’s Ochtends bij het onbijt bleek dat Barry nog in de kroeg zat. Een waarschuwende vinger wees dan naar hem, want met zijn ziekte kon dat toch allemaal niet. Nee, natuurlijk niet: maar als je als jonge vent iedereen ziet feesten, wil je ook wel eens effe. Ik zou in die situatie precies hetzelfde doen.

De laatste jaren, toen ik inmiddels was gestopt, werd het contact iets minder intensief, maar de praatjes bleven. “Hoe is het met je?” “Oh, het gaat wel...” Een beeld dat me nog voor ogen staat, was tijdens een busreis afgelopen seizoen. Jij zit voor in de bus, je infuus hangt aan een bagagebak... de spoelingen gingen gewoon door. Jubal mocht er niet voor wijken, je nam alles mee, een heel gedoe. “Waar begin je aan man, laat dat Jubal toch lekker zitten”, nee hoor, niets daarvan. Op de laatste finals was je zo moe, alleen maar moe. Maar wat was je weer op dreef in jouw pit, jouw Jubal-pit. De eerste plaats voor het percussion, je kon niet meer... maar het werd wel gevierd. Member of the Year.

De laatste keer, een paar weken geleden, zag ik je in het ziekenhuis. Die eeuwige vraag: “Hoe is het nu met je?” Met een zuinig mondje antwoord je dat het wel aardig gaat. “Misschien mag ik aankomend weekend naar huis.” Maar het gaat natuurlijk helemaal niet goed. Je weet alles zo goed te verbergen. Een uur zit ik aan je bed, een echte prater ben je nooit geweest. Ik wel, maar ja, wat moet ik zeggen? Het is zo oneerlijk dat een jonge vent zo doodziek op een bed zit. De strijd is voorbij. “Ik ben op”, waren je laatste woorden. Barry, in mijn gedachten ben je nooit op.

Antoin